De lesbische archieven begonnen met een bijzonder breed collectiebeleid, dat gebaseerd was op het vastleggen en zichtbaar maken van het Lesbisch Bestaan. In het tijdschrift van het Lesbisch Archief Leeuwarden, genaamd Lesbisch Archivaria, werd in 1982 uitgelegd:
“Onder Lesbisch Bestaan verstaan we het doorbreken naar andere levensvormen en het verzet van vrouwen tegen de opgedrongen mannelijke heerschappij. Dat wil zeggen: het bestaan van lesbiënnes door eeuwen heen en vrouwen die op een of andere manier elkaar als levens- en of bondgenotes verkozen.”
Lesbisch Archivaria1 (juni 1982)
De categorie lesbisch ging niet alleen over seksuele geaardheid maar over elk verzet van vrouwen tegen het heteropatriarchaat (=het systeem waarin mannen en hetero’s dominant zijn). Met deze brede interpretatie konden de archieven zoveel mogelijk interessante geschiedenis toe-eigenen waarmee ze lieten zien dat lesbische vrouwen niet net waren uitgevonden, maar allang bestonden.
Deze brede interpretatie ging samen met een even breed materieel collectiebeleid. Maaike Meijer schreef: “Wat verzamelt het lesbisch archief? Het antwoord op deze vraag zal elke straighte bibliothecaris doen gruwen: alles.”
Persoonlijk materiaal […] is zeer welkom. Buttons, stencils, t-shirts en truien met opdruk, posters, foto’s, films, en video, met vrijwel alles is het archief blij. Als het maar iets te maken heeft met het lesbiese leven. Els Prinse, medewerkster van het archief, kan zich niet herinneren dat zij ooit een gift hebben geweigerd: ‘Een paar jaar geleden hadden we een kroegenprojekt. We hadden onder andere een kruk uit Harmonia en een tegeltje van ’t Mandje gekregen. Saarein kocht in die tijd een nieuwe afvalemmer voor de wc. Zij boden toen het oude emmertje aan, waar maandverbandjes en tampons ingezeten hadden van beroemde lesbiese dames. Het was, geloof ik, een geintje want we hebben het nooit echt gekregen.’
Carin Bobeldijk, ‘Lesbisch archief: vijf jaar damesliefde bijeengebracht.’ Ma’dam: lesbies magazine 3 (1988)
Dit brede verzamelbeleid zorgde voor veel overlap met vrouwenarchieven. Zowel het Lesbisch Archief Amsterdam als het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) verzamelden veel vrouwengeschiedenis. Omdat het IAV al boeken verzamelde raadde hun archivaris, Mineke Bosch, het lesbische archief aan om te focussen op het ongepubliceerde materiaal van bewust lesbische vrouwen in de periode van 1920 tot 1970. In eerste instantie had het archief hier geen oren naar, maar uiteindelijk ging het zich inderdaad toespitsen op de eigen lesbische beweging.
Ook binnen de lesbische archieven waren er veel gesprekken en discussies over wat er nou wel en niet in de collectie thuishoorde. Zo vroegen de archiefmedewerkers zich af of ze alles wat geschreven werd door lesbische auteurs moesten opnemen, ook als het onderwerp van het werk zelf niet lesbisch was. Het Lesbisch Archief Utrecht vond dat ook materiaal over een ‘typisch hetero’ onderwerp veel kon zeggen over de auteur. Amsterdam daarentegen gaf de voorkeur aan expliciet lesbische werken.
Vanwege de bruisende lesbisch-feministische beweging raakten de lesbische archieven snel vol en moest het Lesbisch Archief Amsterdam langzaam gaan afbakenen. In hun nieuwsbrief schreven de medewerkers van het Lesbisch Archief Amsterdam in 1984:
Ons nieuwe criterium is dat van de hartstocht. Dat is minder ruim dan het lesbisch continuüm en ruimer dan de eis ‘se motte ‘het’ wel met elkaar doen’. Met onze nieuwe stelregel hopen we een duidelijk beeld te geven van wat wij verzamelen. Het archief van de Hartstocht.
Lesbisch Archief Amsterdam Nieuwsbrief 5 (1984)