over project
fotocollectie van gerrit Jan vos
Legeruniformen en modekleding hebben een lange relatie. De niet meer uit het straatbeeld te denken trenchcoat verwijst zelfs letterlijk naar de loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog. Ook het door matrozen gedragen T-shirt, het vliegeniersjack, de Ray-Ban-pilotenzonnebril, de kaki chino-broek van het Amerikaanse leger, de houtje-touwtjejas Montycoat (vernoemd naar veldmaarschalk Montgomery), de bivakmuts en de pukkeltas zijn vaste elementen geworden in de burgerkledingkast. Net als de eveneens uit militaire tenues geleende toevoegingen zoals epauletten, nestel-koorden en ordetekens en natuurlijk de in het modebeeld telkens terugkerende camouflageprints.
Naast deze vrijwel rechtstreekse overnames van dergelijke militair gerelateerde items is legerkleding een onuitputtelijke inspiratiebron voor modeontwerpers. Op de catwalk worden vrijwel elk modeseizoen mannen- en vrouwenoutfits getoond waarbij ontwerpers vrijuit spelen met legeruniformelementen.
Maar een militair item kan ook een geheel eigen leven gaan leiden, zoals bijvoorbeeld bij het schoenenlabel Dr. Martens. Hun hoge model is geïnspireerd op het aloude legerkistje. Voor herfst/winter 2022 brengt het merk een collectie stoere stappers op de markt met als campagnetekst: ‘Gemaakt voor de dragers die de maatschappij willen opschudden’. Dat klinkt wat rebels.
Niet voor niets werd dit type schoen vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw door punkers, krakers en skinheads toegeëigend als een anti-gevestigde-maatschappij-teken. Hoewel de hedendaagse dragers een breed ideeënspectrum vertegenwoordigen, presenteert de fabrikant dit type schoen heden nog steeds als ‘dwars’.
Eind jaren zeventig toonde het confectie-modebeeld veelvuldig kleding die ontleend was aan de militaire garderobe. Het toen invloedrijke weekblad Viva (‘omdat het fijn is om jezelf te zijn’) bracht regelmatig modereportages met coverteksten en titels als Maak jezelf soldaat, Soldaatje spelen, Matrozenstijl en Mode met lef: wie durft?1
De afgebeelde kleding bij Soldaatje spelen komt uit de toen zeer populaire leger-dumpwinkels. Er is een patroon toegevoegd om zelf aan de slag te gaan om versierselen zoals koppels, kepi-petjes en opstaande boorden te vervaardigen. Medailles en onderscheidingen uit de feestartikelenwinkel completeren het soldatenbeeld.
De lef-mode verwijst onder meer naar een zwart-witfoto met twee vrolijke meiden. Eentje gekleed in een kunstbontjas, met een leren koppel en een witte kolbak, in de volksmond een berenmuts genoemd. Dit van oorsprong militaire hoofddeksel van zwart bont werd traditioneel gedragen door huzaren. Tegenwoordig zien we ze voornamelijk nog terug bij majorettes- en fanfarekorpsen. De set wordt aangevuld met Dr. Martens-achtige legerkistjes. Het andere model draagt een militair groene jas met schouderepauletten, koperen knopen en hoge boord. Haar hoofddeksel heeft onmiskenbaar ook een militaire oorsprong, maar wordt hier omschreven als feestpet en komt uit de feestwinkel.
Je kleden met militaire elementen werd in die mode-vrijheid-blijheid-periode gezien als een luchtig en onbezorgd spel. En dat spel werd toen voornamelijk gespeeld door modegevoelige vrouwen. Wellicht als voorloper van de meer mannelijke power-dressing, met extreem brede schouders, die het volgende decennium in de vrouwengarderobe hoogtij viert.
Ook rondom 2000 is er een hype aan militaire verwijzingen in de mode. Vooral de overdaad aan militaire- en sportemblemen zoals sterren, cijfers en badges prijkten op zowel mannen- als vrouwenborst en bovenarm. Deze opgenaaide applicaties vervingen de buttons die voorheen iemands unieke persoonlijkheid onderstreepte en waarmee specifieke statements werden uitgevent.2
Mode en militaire kledinginvloeden hebben dus nogal vreemde verbintenissen. Want waar ze in de mode voor staan: standpunten uitdragen, dwars en rebels ogen, je individualiteit tonen en er een feestje van maken, klopt niet met het beeld van de dappere, ontbering lijdende militair. Die gaat juist uniform gekleed. Eenvormig dus. Zonder een spoor van individualiteit, uniciteit, dwarsheid of pretmakerij. De plechtige groepsfoto’s uit de collectie van Gerrit Jan Vos geven een fraai inkijkje in die uniformiteit uit verschillende periodes en landen. Er is geen ruimte voor personaliteit of vertoon van dwarsheid. Zelfs de meeste informele kiekjes missen die specifieke individuele tekens.
Uniforme legerkleding moet uiteraard functioneel zijn en onder meer comfort en bescherming bieden tegen weersinvloeden en de militair camoufleren voor de vijand. Daarnaast geeft een uniform de mogelijkheid tot onderscheiding en tot identificatie naar land, functie en rang.
Tegelijkertijd speelt macht een essentiële rol. Legerkleding heeft doorgaans iets intimiderends want legeruniformen maken de drager groter, breder en ogenschijnlijk dus sterker. In dit geval geldt: niet onzichtbaar, maar juist zichtbaar zijn.
Vanuit psychologisch oogpunt krikt dit het zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid van de drager op. Door het opvullen van het borstgedeelte en het verbreden van de schouders door toevoeging van epauletten oogt een militair imposanter. En angstaanjagende punten of veren op de helm, een hoog oprijzende pet, glimmende knopen, tressen, nestels (gevlochten koorden) en goudgalon helpen eveneens om een gewone man te transformeren in een pronkerig paradepaard, een superman.3
Bijkomend effect is dat macht erotiseert. Een uniformdrager kan aantrekkelijk zijn voor anderen. In de film Pride and Prejudice (1995) naar het boek van Jane Austen (1813) wordt dat aspect accuraat belicht. De in de buurt gelegerde en kleurrijk uitgedoste militairen brengen het hart én de fantasie op hol van menig huwbaar meisje. En wellicht ook mening mannenhart, maar daarover rept het verhaal niet.
Dergelijke vormen van ‘opklopperij’ én verfraaiing worden door sociologen, psychologen, modehistorici en andere wetenschappers vaak gekoppeld aan imponeergedrag in het dierenrijk. Mannetjesdieren zijn doorgaans rijker getooid met veren en kleuren of hebben grotere geweien of hoorns dan vrouwtjes. Zelfs James Bond wordt opgevoerd als intimiderend personage.4
De wetenschappelijke ideeën waaien allerlei kanten op maar komen uiteindelijk op hetzelfde neer. Het gaat om indruk maken. En dat kan op vele manieren. Als een pronkende pauw, zoals Lodewijk XIV met zijn opzichtige pruiken en roodgehakte schoenen, als een dandy die met zijn overdreven aandacht voor zijn verschijning, tot geheim agent 007 die met zijn onberispelijke conventionele kleding bekwaamheid, moed en belangrijkheid symboliseert.
Kleding kan dus ook worden gezien als een systeem van tekens. En dat geldt zeker voor legeruniformen. Een verbrede schouderlijn, een rijtje medailles of pluimen op de helm zijn tekens om indruk te maken.
Door alle eeuwen heen worden de natuurlijke lichaamsproporties vervangen door een telkens veranderend ideaalbeeld. In de late Middeleeuwen suggereren puntige schoenen en hoofddeksels, het wegscheren van het voorhoofdshaar en het verplaatsen van de taillelijn, een langer lichaam. Vanaf de zestiende eeuw wordt dit verticale silhouet vervangen door een horizontaal georiënteerd silhouet en gaat alles de breedte in. Mannenportretten uit de tijd van Hendrik VIII tonen platte hoofddeksels, verbrede schouderlijnen met onwaarschijnlijk grote poffende mouwen en platte schoenen met rechte neuzen. Voor dit kledingbeeld geldt: hoe meer volume je inneemt hoe belangrijker je bent.
Dergelijke uitgangspunten zijn ook terug te zien bij de militaire kleding in de fotocollectie van Gerrit Jan Vos. Bijvoorbeeld door het toevoegen van horizontale tressen waardoor de borstkas breder lijkt. Hierdoor krijgen ook schriele mannetjes een vleugje supermankracht.
Uniformiteit en functionaliteit op diverse niveaus (waaronder dat imponeren) horen dus standaard bij legeruniformen. En gekleed in een uniform verandert iemand van een ‘unieke ik’ naar een ‘ons/wij’-persoon. Maar het is mensen eigen om zich te willen onderscheiden van anderen. We denken dat we door onze persoonlijke kledingkeuze een unieke individu laten zien aan de buitenwereld. Met de keuze van die ‘unieke’ jeans met gaten in de knie, dat kleurige baseballpetje of die bijzondere sneakers meen je jouw persoonlijke identiteit te onderstrepen.
Tegelijkertijd dragen talloze anderen dezelfde kledingitems en waan je je veilig binnen deze, meestal niet vastomlijnde, ‘groep’. En juist die dubbelheid van uniciteit/groep hebben fotograaf Ari Versluis en styliste Ellie Uyttenbroek, gedurende een jarenlang lopend project vastgelegd in honderden foto’s, samengebracht onder de naam Exactitudes.5
Ze reisden daarvoor de hele wereld over. Telkens brachten zij twaalf individuen in beeld die veronderstelden uniek te zijn. Maar in hun uniforme outfits, gefotografeerd in dezelfde pose tegen een kale achtergrond, maakt ze bijna inwisselbaar. De meeste mensen kleden zich meer cliché dan ze zelf denken. De foto’s van dit duo tonen vrijwel identieke corpsballen in een lichtblauw shirt en een rode broek, indorockers met een leren jack en een zonnebril en flexmanagers in een donker pak zonder stropdas en een forse laptoptas over de schouder.
Hoewel achtergronden en poses verschillen is het vanzelfsprekend dat willekeurige foto’s van in uniform gestoken militairen uit de Gerrit Jan Vos-collectie hetzelfde effect opleveren. Ook deze mannen komen uit verschillende landen maar dat maakt voor hun universele representatie eveneens hier niets uit. Hun uniciteit en individualiteit zou, net als bij de Exactitudes-beelden, slechts kunnen blijken uit minieme details. Maar zelfs zoiets kleins en persoonlijks als het vasthouden van een sigaret of het plaatsen van een hoofddeksel op een tafeltje lijkt een weloverwogen teken dat aansluit bij hun gerepresenteerde imago.
Naast de vele serieuze foto’s bevat de Vos-collectie veel informele, kameraadschappelijke foto’s met sport en andere activiteiten. Tijdens die bezigheden dragen de militairen eveneens gelijkvormige kleding, van overheidswege ter hand gesteld. Uiteraard ieder op zijn eigen manier. Zelfs tijdens ontspanningsmomenten en kleine verschillen is hier dus wederom sprake van een vorm van uniformiteit.
Meer uniciteit laten enkele opnames zien van verkleedpartijtjes. Omdat er helaas geen achtergronden van de foto’s bekend zijn is het niet altijd duidelijk of de gezelschappen daadwerkelijk zich verpozende militairen zijn.
Eén foto toont een koddig gezelschap dat waarschijnlijk het geboorteverhaal van Jezus verbeeldt. Door hun identieke soldatenlaarzen zijn dit waarschijnlijk militairen. De mannen dragen ogenschijnlijk lukraak samengestelde kostuums. Er is zelfs een geestelijke vertegenwoordigd en zou de man links timmerman Jozef verbeelden?
Welk verhaal het groepje met de muziek-instrumenten vertelt is gissen. De mix van militairen en exotisch verklede heren met sabels of zwaarden sprak ongetwijfeld tot de verbeelding.
Maar ook niet-militairen verkleden zich uiteraard als militair. In de negentiende eeuw was het bij de hogere standen gebruikelijk om in de wintermaanden zogenaamde fancy-dress-bals en verklede themafeesten te geven. Er verschenen adviesboeken met verkleedtips voor uitdossingen als Neptunis, een oude Egyptenaar of een Bulgaarse boer of boerin.
Ook de zogenaamde vivandière (marketentster) krijgt veel aandacht. Deze vrouw die in de kazerne of aan het front eten en drinken en andere basisbenodigdheden verkocht aan de troepeneenheden tapte drank uit een heupvaatje. In een uitgave uit 1896 wordt aanbevolen zich bij voorkeur te verkleden als de regimentsdochter uit La fille du régiment, de populaire komische opera van Donizetti. Of als marketentster van de garde van koning Lodewijk XIII of van Napoleon. Voor het Poolse, Hongaarse, Franse of Russische leger worden verschillen materialen en kleuren aanbevolen. Onder de sporadisch toegevoegde tekeningen is zo’n legerleverancier afgebeeld. In haar verkleedkostuum zijn zijdelings militaire invloeden te bespeuren maar het modieuze silhouet van dat moment overheerst.6
De aandacht voor militaire uitrustingen is in deze adviesboeken verder gering. En in een Duitse feestartikelencatalogus uit 1911 worden slechts een papieren infanteriehelm, een legermuts met pluim en een opgedofte helm aangeboden.7
Het is de vraag of de verklede mannen in historisch ogende uniformen op een foto uit de Gerrit Jan Vos-collectie ook teruggrepen naar dergelijke adviesboeken. Hun pruiken en halsdoekjes waren modieus in de 18de eeuw. De mengelmoes van napoleonsteken en berenmutsen maakt ze imposant. Zouden ze zijn uitgedost voor een themafeest of acteren in een toneelstuk of tableau vivant?
In de fotocollectie zijn ook enkele beelden opgenomen waarvan niet in één oogopslag duidelijk is of het serieuze indrukwekkende militaire kostuums betreft of verkleedkleren. Wellicht hebben ze deel uitgemaakt van een zogenoemde maskerade. Voor deze in de negentiende en vroegtwintigste eeuw zeer geliefde feestelijke optochten met doorgaans historische thema’s werden kosten noch moeite gespaard. De maskeradecommissie maakte bij het dragen van borstkurassen regelmatig een kanttekening dat die niet geheel de waarheid vertegenwoordigden.
Mode is te beschouwen als een feestelijk spel. De modeminnaar heeft de vrijheid om het legeruniform louter als inspiratiebron te gebruiken en er naar hartenlust persoonlijke standpunten mee uit te dragen en de individualiteit te onderstrepen. Hoewel een militair uniform in eerste instantie praktische functies heeft en geen ruimte laat voor individuele expressie blijken er meerdere verwantschappen met het tekensysteem van de mode.
Een nog niet genoemd component mag echter niet onvermeld blijven: het oog wil ook wat. Voor modekleding speelt esthetiek een belangrijke rol en die geldt tevens voor militaire uniformen. Ze zijn doorgaans zorgvuldig gemaakt uit gedegen materialen. Model, kleuren, accessoires, details en allerhande decoraties zijn van groot belang om het imago te onderstrepen.
Ook de fotocollectie van Gerrit Jan Vos laat zien dat militaire kleding haar eigen regels kent, maar tegelijkertijd gebruikmaakt van specifieke mode-effecten. Omgekeerd doet de mode graag een speelse greep in de legerkledinggrabbelton.
- Viva, Nr. 34, 25 augustus 1978, cover en pag. 36-37. Viva nr. 5, 2 februari 1979, pag. 21. Viva nr. 38, 22 september 1978, cover en pag. 25.
- Zie bijvoorbeeld Marieta van Driel, ‘Nieuwe decoratietrend: emblemen’. In: Textilia, 4 oktober 2001.
- Ron Kaal, ‘Superman komt naar de supermarkt, uniform in de mode’, in: Volkskrant Magazine, 8 april 2000, p. 54-57.
- Dergelijke theorieën vinden ingang vanaf het begin van de twintigste eeuw. Onder andere: G. Simmel, Philosophie der Mode, Berlijn, 1905; J.C. Flügel, The psychology of clothes, Londen, 1930; R. König, Sociologie van de mode, Utrecht, 1965; G.A. de Wit, Modekleding motivatie, een sociaalpsychologische studie van het mode-gebeuren, Haarlem, 1970; A. Lurie, The language of clothes, Feltham, 1981; L. Svendsen, Mode, een filosofisch essay, Kampen, 2007.
- Ari Versluis, Ellie Uyttenbroek, Exactitudes, Rotterdam, diverse edities tussen 2002-2014.
- Ardern Holt, Fancy dress described, what to wear at fancy balls, Londen, 1896, pag. 272-273.
- Katalog über Cotillon-, Ball- and Scherzartikel, Saison 1911/12, J.C. Schmidt, Erfurt. Herdruk Hildesheim, 1999. Pag. 220.